dot Home - start
dot Prehistorie - Archeologie
dot Historie
dot Bewoning per erf
dot Bewoning per jaar

dot Alle straatnamen





dot Laatste wijzigingen
Stuur een e-mail aan Historisch Emmen
Vanwege een storing kunt u tijdelijk geen email verzenden

Logo Pre-Historisch Emmen

Oudste vermelding Emmen 1139


Herendijk

Oude foto´s van de Herendijk gevraagd.

Officiële straatnaam: Herendijk
Ligging Nieuw-Amsterdam
Ontleend aan: waterkering / verdedigingslinie
Vastgesteld B&W op: onbekend
Naam ingetrokken: nee
Herendijk: Archief Gemeente Emmen

De geschiedenis van het landschap in Zuidoost Drenthe laat zich in bepaalde opzichten merkwaardig genoeg kenmerken door spiegelbeelden. Bij raadpleging van oude kaarten uit de 17e eeuw van het gebied valt op hoezeer de toenmalige ‘infrastructuur’ van het gebied werd gevormd door de vele dijken en gewoon gezegd de veenwegen. Om een aantal te noemen: de Weerdingerdijk, de Emmerdijk, de Rundijk, de Heerendijk enz.

Met uitzondering van de laatste liepen ze alle al, dan niet door het veen, naar Emmen. Deze Heerendijk liep in feite echter met een grote boog om Emmen heen, ook is deze dijk van veel latere datum dan die naar Emmen lopende dijken. Op de bekende kaart van C. Pynacker uit 1634 komt de Heerendijk namelijk nog niet voor. Zij moet dan wel van latere tijd zijn.

Wat was het afwijkende karakter van die dijk ten opzichte van de andere? Heeft die wat merkwaardige naam Heerendijk hier mogelijk iets mee te maken?

Vanaf het einde van de vorige eeuw verdwenen veel van die (veen)dijken in een rap tempo; ze vielen ten prooi aan de vervening. Er kwam, althans in de veengebieden, een geheel andere, nieuwe, infrastructuur, nl. die van de veen- of turfwijken. Of anders gezegd: de dijken moesten wijken voor de wijken. Dit zou ook het lot worden van de Heerendijk. De wijken gingen in feite het spiegelbeeld vormen van het verschijnsel van de voormalige dijken. Ze hebben beide te maken met water, de een als kering en de andere als wetering. De hierna te bespreken Heerendijk vertoonde zelfs kenmerken van beide! Ze was weliswaar geen turfvaart, maar wel een turfdijk, wat weer iets anders was dan die andere genoemde veendijken. Hieronder zal in het kort de historie, zin en betekenis van die Heerendijk worden geschetst.

De Heerendijk was een onderdeel van de verdedigingslinie tussen  het Zwartewater en de Dollard. Om te voorkomen dat het noorden van de Republiek weer door vijandelijke troepen veroverd zou worden zonnen de Staten-Generaal rond 1597 op een plan om een verdedigingsstelsel aan te leggen.Ze bepaalden toen dat er een verdedigingslinie tussen Hasselt en de Dollard moest komen. Het noorden lag binnen een natuurlijke barrière van ontoegankelijke venen en moerassen. Door het afdammen van in deze omgeving lopende riviertjes, het bewerkstelligen van overstromingen en zandruggen met schansen te beschermen kon men de drie noordelijke provincies afsluiten.

Voor Z.O.Drenthe ging het bij de riviertjes o.m. om de Barger- en Ellenbeek, de Runde en de Oude Delft. Bij een dreigende inval ging men die riviertjes afdammen, zodat de venen niet konden afwateren en dus drassig en daardoor ontoegankelijk bleven. Bij dit zogenoemde inunderen – het onder water zetten – ging het hier dus om een soort Noord-Nederlandse ‘waterlinie’

Bij een inspectie in 1655 door de gecommitteerden van de Raad van State bleek echter dat ondanks de regen de venen op bepaalde plaatsen wel degelijk te passeren waren. Het bleek dat boeren van Noord- en Zuidbarge om het hooien en boekweitteelt mogelijk te maken en om voor eigen gebruik turf te kunnen graven sloten, greppels en wegen in het veen hadden aangelegd. Zo was er van Emmen een weg naar de hooilanden in het veen aangelegd. Hierdoor was het veen op sommige plekken droog komen te liggen. De commandant van de vesting van Coevorden ruimde toen weer al die greppels en sloten op en er werden door de Raad van State in geval van herhaling strenge straffen in het vooruitzicht gesteld. Het onder water zetten van de veenmoerassen bleek in de jaren 1665 en 1666 geen afdoende middel om de toen plaatsgevonden Munsterse invallen te kunnen keren. Ook bij de korte tijd later in 1672 plaatsgevonden oorlog tegen Munster en Keulen wisten de Munsterse troepen de linie te doorbreken. Hierbij werd zelfs de sterke vesting Coevorden veroverd en hadden de Munstersen via de Valtherdijk in Drenthe kunnen doordringen.

Dit alles gaf de Staten Generaal aanleiding om de onvolkomen gebleken linie te versterken. De door de Staten aangestelde landmeter-ingenieur Jan van Alberdingh stelde in 1681 voor om de venen in te sluiten door zogenaamde leidijken. Hierdoor kon de afvoer van het veenwater naar de riviertjes worden verhinderd, waardoor de venen drassig en onbegaanbaar zouden blijven. Hij ontwierp allereerst aan de zuidzijde en oostzijde van de moerassen een buitenleidijk. Deze zou dan van Hasselt naar Coevorden lopen en vervolgens langs het Schoonebeekerdiep en via Ter Apel langs de grens met Westfalen naar Bourtange naar de Dollard moeten lopen. Verder moest er aan de noord- en westzijde van de veenmoerassen een binnenleidijk worden aangelegd. Deze was geprojecteerd vanaf Hasselt via de Reest naar de Echtense venen bij Hoogeveen naar Dalen. Zij zou dan haar weg verder vervolgen langs het Drostendiep naar Den Hool, Zuidbarge (Den Oever) de Valtherschans en dan langs Roswinkel en Ter Apel naar Bourtange. Nagenoeg al deze geplande dijken zijn aangelegd. Die langs het Schoonebeekerdiep werd echter iets noordelijker aangelegd, terwijl van de aanleg van die langs de oostgrens (van Twist tot Lindloh) werd afgezien. In dit laatste geval waren de veenmoerassen zo uitgestrekt dat hierdoor iedere doorgang al onmogelijk was.

Over de aanleg zelf is weinig bekend. Voor ons zijn van belang de aantekeningen uit een uit het begin van de 18e eeuw daterend (waarschijnlijk verloren gegaan, maar later is de Drentsche Courant geciteerd) aantekenboekje van de schoolmeester Gerrits uit Emmen. Deze wist nog uit overlevering dat omstreeks 1688 de noordelijke leidijk onder langs Zuidbarge in opdracht van de HEEREN STATEN GENERAAL was aangelegd. Hieraan ontleende deze dijk de naam Heerendijk.

Omdat de dijk door het Overijssels gebied door de provincie Friesland was betaald werd zij daar ook wel de Vriezendijk genoemd. De algehele leiding berustte bij de bevelhebber Menno van Coehoorn. Vandaar dat op sommige plaatsen de Heeren- of Vriezendijk daar ook wel als Coehoorndijk wordt aangeduid. In Westerwolde kwam de Heerendijk naar de bevelhebber daar ook wel onder de naam Verrutiusdijk voor (4). Maar ook een benaming als Zwartedijk of het Zwarte komen we tegen. Met dit ‘zwarte’ werd waarschijnlijk bedoeld het zwartveen, een veenlaag die zeer geschikt was om tot turf te worden vergraven. Uit zwartveen werd namelijk een belangrijk gedeelte van de dijk aangelegd. Het is aannemelijk dat in het tracé van de dijk eerst het veen werd uitgegraven, terwijl evenwijdig ernaast aan beide kanten een smalle maar diepe greppel werd gegraven. Hierdoor ontstonden er a.h.w. twee ‘veenwanden’ Die droogden vervolgens door aanraking met de lucht enigszins uit. Zij waren dan voor water vrij ondoorlaatbaar, zodat ze een goede waterkering vormden. De tussenruimte – het dijklichaam – werd vervolgens opgevuld met eveneens luchtdroge zwarte turven, en ter voorkoming van bevriezing met aarde of zand bedekt. Eigenlijk was zo’n dijk niets anders dan een omgekeerde turfwijk! De dijk was qua hoogte aangepast aan de terreinomstandigheden en mat op de diepere veenlagen ongeveer anderhalve meter (hoogte) en was ongeveer 2 ½ meter breed. Ze was ook geschikt voor voetpad en zelfs in droge tijden met paard en wagen begaanbaar. Zo werd aanvankelijk over het Z.O.Drentse deel van de Heerendijk de boekweit van Zuidbarge via Den Hool naar Coevorden vervoerd. De Barger boeren blijken zich weinig van deze militaire verdedigingswerken in het veen te hebben aangetrokken. Niet alleen ging de verbouw van boekweit onverdroten door maar daarnaast werd er ook doorgegaan met het graven van turf en weiden van vee in de onmiddellijke omgeving van de leidijken. Hierdoor dreigden de dijken te worden beschadigd en de moerassen uit te drogen. De Staten Generaal Keerden zich fel tegen deze praktijken en vaardigden in 1694 een plakkaat uit, waarin overtredingen met strenge straffen werden bedreigd. Het is de vraag of dit veel heeft geholpen, want het is een veeg teken dat in 1753 het plakkaat moest worden herhaald. Op oude uit de 18e eeuw daterende kaarten van het gebied rond Zuidbarge en omstreken blijkt dat er op ruime schaal reeds sprake was van veenputten in het veen. Ook is daarop een nieuw aangelegde dijk te zien: de zogenaamde Turfdijk, de tegenwoordige Wilhelmsweg naar het gelijknamige gehucht westelijk van de Rietlanden.

Eigenlijk was er in de 18e eeuw al langs een brede strook vanaf de voormalige Bargerbeek tot aan de Achterste Erm sprake van vervening. Langs de Turfdijk vervoerden de boeren van Barge de door hen gegraven turf met boerenkarren naar de boerderij. Na de opheffing van de vesting Coevorden in 1853 had ook de Heerendijk haar functie als defensielinie verloren. Met de aanleg van de Verl. Hoogeveensche Vaart bij Veenoord rond 1859 – waar even voorbij’ de brug de Heerendijk het kanaal sneed’ – werd het einde van de dijk ingeluid. In het laagveengebied bij Veenoord raakte ze al vrij spoedig ten prooi aan de vervening. Maar ook de richting van Zuidbarge moest zij al spoedig de nodige aanvallen doorstaan. Zo werd in 1879 tegen J.H. van Holthe tot Echten proces verbaal opgemaakt omdat deze een insnijding, had gemaakt in de Heerendijk. Het ging hier om een verlenging van de Margienewijk in de richting van het Barger-Erfscheidenveen. Dit laatste stuk liep namelijk door de veenplaatsen van de jonkheer en deze wilde nu een verbinding maken met het Barger-Erfscheidenveen. De vergunning tot vervening van het Barger-Erfscheidenveen - globaal ten noorden van de Heerendijk – was toen nog niet verleend en zou nog in het volgende jaar (1880) volgen. De jonkheer was echter al op dit feit vooruitgelopen en was alvast “bij antecipatiel de Heerendijk ter plaatse gaan doorgraven om in het Barger-Erfscheidenveen te kunnen komen. Dat leverde hem de klacht op dat ‘niet anders dan met levensgevaar passage met paard en wagen over de dijk mogelijk was’. Het gebied tot aan de Margienewijk ten zuiden van de Heerendijk was toen reeds grotendeels ontveend.

Vandaar dat Van Holthe tot Echten veel belang erbij had om z.s.m. met de vervening van het Barger Erfscheidenveen (dat in het noorden aan de bovengemelde Turfdijk grensde) te kunnen beginnen. In de loop van de jaren tachtig werd tegelijk met de vervening ook de toen bijna twee eeuwen oude dijk vergraven. In het jaar 1900 was er in het zuidelijke veengebied van de gemeente Emmen niets meer van haar over gebleven. Over een gedeelte van het tracé te Nieuw-Amsterdam waar zij had gelegen werd een zandweg aangelegd die eveneens de naam Heerendijk kreeg. Ook deze zandweg is deels weer verdwenen i.v.m. het graven van een zandgat t.b.v.wegenaanleg. Het thans nog resterende weggedeelte is deels verhard en draagt nog steeds de historische naam.

Van de oude dijk ter plaatse is geen foto bekend. Hoe de dijk er oorspronkelijk echt heeft uitgezien laat echter Vincent van Gogh ons zien op zijn tekening over de ‘veenstammen’. Duidelijk valt hierop de dijk nog in haar volle glorie te zien. Zo levert dan het bewaard gebleven werk van Van Gogh ook de unieke indruk op hoe de dijk er vroeger heeft uitgezien. Los nog van de beroemdheid van de schilder zelf zijn afbeeldingen van de Heerendijk uiterst zeldzaam. Van Gogh heeft hiermee op zijn eigen wijze een stukje verdwenen verleden van Zuidoost Drenthe aan de vergetelheid ontrukt. Het is zelfs zo dat op de meeste plaatsen in Groningen, Drenthe en Overijssel waar de dijk heeft gelegen men de plek zelfs niet eens meer weet terug te vinden. Een afbeelding van Van Gogh’s tekening van de veenstammen aan de voet van de Heerendijk, niet ver van de Veenbrug over de Verl.Hoogeveensevaart verdient, dan ook zeker een goede plaats in het toekomstige Van Gogh-huis te Nieuw-Amsterdam.

Bron:
Kroniek v.d. HVZOD 7e jaargang juli 1999, Wim Visscher. Het is een bewerking van de, in het nummer van 1 april 1999 van het maandblad ‘De Tweelingdorper” (uitg. W.J.Berkhout te Emmen), verschenen bijdrage van de auteur getiteld: Vincent en de Heerendijk”.


 
Neemt u tekst over? Vermeldt u dan ook de bron? (www.historisch-emmen.nl) Dank!