dot Home - start
dot Prehistorie - Archeologie
dot Historie
dot Bewoning per erf
dot Bewoning per jaar








dot Laatste wijzigingen
Stuur een e-mail aan Historisch Emmen

Logo Pre-Historisch Emmen

Historisch Emmen heeft na 20 jaar alle informatie van na 1900 van internet gehaald.

Meedogenloze lieden kopen tegenwoordig rechten op foto's op om er veel geld aan te verdienen.

Met software scannen ze internet af, vinden een foto en claimen direct en meedogenloos veel geld.

Door verouderde wetgeving kan een rechter niet anders.

Voor foto's zie thans nog Facebook
Zuidoost Drenthe in Beeld

Oudste vermelding Emmen 1139



Overgang van Franken naar Bisschoppen: Omhoog


Karel de Grote bedwingt de Saksen.
Zie ook NDVA 1887.


Foto: © Geheugen van Drenthe.
Zie ook NDVA 1886.


Hendrik II schenkt Drenthe aan bisschop Adelboldus.
Zie ook NDVA 1888.

Omstreeks het jaar 628 kwam Drenthe meer en meer onder Frankische invloed. De Franken waren een federatie van Germaanse stammen die grote delen van huidige Europese landen veroverden. Met aan het hoofd Keizer Karel de Grote kwamen er grote staatkundige en godsdienstige veranderingen. Drenthe werd één der gouwen zoals Karel de Grote zijn rijk had ingedeeld. Aan het hoofd van een gouw stond een graaf.

De opvolger van Karel de Grote was één van zijn kleinzonen, Otto I de Grote (912-973). In 962 werd Otto I de Grote tot keizer gekroond van het Heilige Roomse Rijk.

De Duitse kerk, met machtige bisschoppen en abten, stond achter Otto I. Vanuit zijn machtspositie slaagde hij er in de kerk voor zich in te zetten. De kerk bood rijkdom, militaire mankracht en had een monopolie in geletterdheid. In ruil bood de keizer de kerk bescherming aan tegen edelen en gaf hen belangrijke posten in het bestuur en leger alsmede het beheer van domeinen. Bron: Wikipedia.

Ondertussen (aan het einde van de 8ste eeuw) werd vanuit het bisdom Utrecht ook in Drenthe het Christendom verspreid. Omstreeks 779 vond de kerstening van Drenthe plaats door missionaris Willehad.

Net als in het Duitse Rijk gaven de Franken om dezelfde redenen ook hier delen van hun Rijk uit als leengoederen aan de opeenvolgende bisschoppen.

In het jaar 918 werd Baldericus, die uit een rijk Betuws geslacht voortkwam, tot bisschop van Utrecht benoemd. In het jaar 950 ontving bisschop Baldericus goederen en grafelijke rechten van keizer Otto I de Grote. Eén van deze rechten bestond uit het jachtrecht op grootwild in het gebied waar ook Emmen zich zou gaan ontwikkelen. Deze grafelijke rechten gingen vervolgens over op nieuw benoemde bisschoppen.

In het jaar 1024 werd Drenthe, met toestemming van de bevolking, bij een giftbrief van 9 januari 1024, door de Duitse keizer Hendrik II aan de toenmalige bisschop Adelboldus van Utrecht geschonken. Dit betekende dat "het gouw Drenthe" onder diens gezag kwam.

De bisschoppen bouwden hun bezittingen langzaam uit, waardoor ze in deze streken grootgrondbezitter werden. Om die bezittingen goed te kunnen beheren lieten ze grote boerderijen (hoven) bouwen, die een centrale rol in het innen van belastingen in natura van de hoeven vervulden. Zo’n grote boerderij wordt in het Latijn "curtis" genoemd.


Bisschoppelijke Tijd: Omhoog

In de Quedam Narracio wordt beschreven hoe aan het einde van de 12de eeuw de bisschop eens in de vier jaar zijn diocees bezocht om in kerkelijke en wereldlijke zaken recht te spreken.

Daarbij ging hij langs zijn bisschoppelijke hoven in Emmen en Anloo naar Groningen. Op de bisschopshoven werden hij en zijn gevolg gedurende zes weken op gepaste wijze ontvangen en ontving hij geschenken. In vrijwel alle hofboerderijen was een voorziening waar de bisschop kon overnachten. De hof moest er voor zorgdragen dat het de bisschop en zijn gevolg aan niets ontbrak. Zo moest er bijvoorbeeld (veel) eten en drinken aanwezig zijn maar ook verzorging voor de paarden en uitrusting. De groep rond de bisschop wist er wel raad mee en nam het er goed van. De hof had vaak een timmerman, smid en andere ambachtslieden in dienst die net als de pachters hand en spandiensten of herendiensten moesten verlenen.

Wanneer de hoven in Anloo en Emmen in bezit van de bisschop zijn gekomen, is niet bekend. Er zijn verschillende aanwijzingen dat dit hofsysteem in de 10de eeuw al functioneerde.

Vanaf de 9de eeuw had de bisschop veel hoeven en landerijen in bezit gekregen, die aan pachters in gebruik waren gegeven. Het beheer van deze pachtboerderijen werd vanuit de bisschopshof geregeld. Ook vond op deze hof de inning plaats van belastingen, "precariën", die in het dingspel geheven werden.Eén belasting staat bekend als "tienden". Een tiende was een historische belastingvorm die bestond uit het betalen van een tiende deel van de oogst, vee, etc.

De belasting werd opgeslagen in een zogenaamde spieker, een voorraadschuur bij de bisschopshof. Het woord spieker is een verbastering van het Latijnse "spica" dat graan betekent. De voorraadschuur was een "spicarium". Bron: B.Lonsain, Nieuwe Drentsche Volksalmanak 1927. Lonsain citeerde daarmee J.S.Magnin (Kerkelijke geschiedenis van Drenthe p.108). Hoewel de Heerenhof in deze streek als bergplaats van het in natura betaalde dienst deed wordt deze niet als spiker vermeld. Als de bisschop Emmen bezocht verbruikte hij samen met zijn gevolg een groot deel van de in de spieker opgeslagen "belastingen".

De beheerder van de hof werd ‘hofmeijer’ genoemd. Hij was niet alleen landbouwer, maar ook rentmeester van de hoeven die tot het domein van de bisschopshof behoorden. De boeren, die op deze hoeven werkten, waren horigen; zij waren gebonden aan de grond en aan de hof en moesten ook diensten voor de grondheer verrichten. Het geheel was een soort zelfvoorziende leefgemeenschap met hofleiding en horigen.

In de Late Middeleeuwen werd de rogge, die op de hoven in Anloo en Emmen door de bisschoppelijke rentmeester was geïnd, in de stad Groningen op de markt gebracht en verkocht. Ook werden pachten en opbrengsten (o.a. hout) vervoerd naar het kasteel te Coevorden en vandaar deels verder naar Utrecht.

Een andere belasting door de bisschoppen was een belasting op het gebruik van woeste gronden, de "schuldmudde". Deze is alleen bekend bij nederzettingen die ouder zijn dan de 10e eeuw. De schuldmudde had kunnen helpen de grootte van Emmen in die tijd te bepalen, maar in tegenstelling tot bijvoorbeeld Noordbarge en Weerdinge is het heffen van de schuldmudde in Emmen niet bekend. Een verklaring hiervoor is mogelijk dat de schuldmudde in Emmen niet bijgehouden werd omdat de rentmeester er als dorpsgenoot directe controle over had. Het bodemarchief en rentmeesterrekeningen geven hierover geen uitsluitsel.


Wie helpt? Omhoog

Klik hier om een e-mail aan Historisch Emmen te versturen