Minister Kanstraat - huisnummer 16 - Padvinderij - Heidegroep |
Foto: I. Hoek.
De Heidehut aan de Minister Kanstraat.
Foto: S. Hoek-Beugeling.
Toegang Rensenpark 2019.
De plekken van de containers zijn nog zichtbaar.
Foto: © J. Withaar.
Toegang Rensenpark 2024.
Foto: Google maps.
|
van |
tot |
Bewoner, eigenaar, onderneming |
adres |
Minister Kanstraat 33 is op 1 december 1958 gewijzigd in Minister Kanstraat 16. |
- |
- |
Gebouw padvinderij |
Minister Kanstraat 16 |
Bron: Archief Gemeente Emmen. |
Hier kwam later één van de toegangen tot het Rensenpark.
|
Oprichting en clubhuis Heidegroep
|
|
|
Voor de Tweede Wereldoorlog bestond er in Emmen geen afdeling van het Nederlands Padvindersgilde.
Direct na de bevrijding werden op initiatief van mevrouw M.P.J.S.Formijne-Stapel en mevrouw A.F.ten
Holte-Nijenhuis Ockhuysen stappen ondernomen om in Emmen een afdeling op te richten. Beide dames
hadden uit hun eigen jeugd goede herinneringen aan de padvinderij.
In oktober 1945 werd in het feestelijke versierde gebouw van Christelijke Belangen in aanwezigheid
van ouders, belangstellenden en 140 aspirant padvindsters, door de hoofdleidster van de Padvindsters
in Nederland, mevrouw De Koning Uden Marsman, de vlag overgedragen aan mevrouw
Formijne. Hierna nam mevrouw De Koning 140 meisjes één voor één de belofte af. Ook de leidsters beloofden met de
hand op de vlag haar beste krachten te zullen inzetten. De nieuwe afdeling kreeg de naam "Heidegroep".
De Heidegroep startte met meer dan 200 meisjes (Bron: Emmer Courant) verdeeld over de kaboutergroep
en de padvindsters. De contributie werd wekelijks geïnd en werd in de loop van de jaren verhoogd van 20 naar 25 cent.
De bijeenkomsten vonden plaats in een schuur van de firma Ketelaar of achter de winkel van Omvlee
tegenover het postkantoor. Deze schuur was echter veel te koud om tijdens de wintermaanden te gebruiken.
De meisjes en hun leidsters verhuisden daarom van de ene ruimte naar de andere.
Zo werd o.a. de gang van de Dennenschool, de consistoriekamer van de Kapel, de kantine van Hotel
Grimme, een bovenzaaltje van de Jeugdherberg aan de Hunenbaan als clubhuis gebruikt.
De padvindsters hielden enkele bazaars waarvan de opbrengst bestemd was voor een nieuw clubhuis.
Dit clubhuis kwam er in mei 1949.
De familie Zegering Hadders stelde een stuk grond beschikbaar aan de Minister Kanstraat en dankzij een
renteloos voorschot kon een houten clubgebouw neergezet worden.
Het houten gebouw bestond uit twee, van elkaar door klapdeuren gescheiden ruimten, waar kabouters
en padvindsters in aparte groepen tegelijk een bijeenkomst konden houden. De meisjes zaten op melkkrukken
aan zelfgemaakte vierkante tafels. Dankzij een beugelsysteem konden deze gemakkelijk aan elkaar worden
geschakeld voor bijeenkomsten in grotere groepen.
Bronnen:
S. Hoek-Beugeling.
U. Nonkes.
Emmer Courant, zoals in de tekst vermeld.
|
|
Organisatie
|
|
Foto: collectie R. Meilink.
1952: een mensenkind wordt kabouter.
Foto: collectie R. Meilink.
Overgang 1952.
Foto: collectie R. Meilink.
|
De organisatie van de Heidegroep was gebaseerd op de voorschriften van de landelijke organisatie.
Voordat een meisje werd toegelaten tot de kaboutergroep (vanaf 7 jaar) zat zij in de groep van de
"mensenkinderen". In deze groep moesten ze een aantal proeven doen, voordat ze werden
geïnstalleerd als Kabouter. De mensenkinderen droegen wel al het kabouteruniform, echter met een
witte das. Als zij als Kabouter waren geïnstalleerd mochten ze de gele das dragen.
De kaboutergroep stond onder leiding van Oehoe (wijze uil) mevrouw Tonckens-Hadders, Oebi
mevrouw Engelsman? en Hibou mevrouw Knape.
De kaboutergroep was onderverdeeld in kleinere groepen: de elfen, feetjes, dwergjes en
aardmannetjes. Uit de groepjes werden twee leidsters aangewezen, herkenbaar aan gele strepen op de
mouw van het uniform. De hoofdkabouter kreeg twee gele strepen en leidster een gele streep. De
kinderen van de verschillende groepen droegen op de mouwen ook een teken waaraan te zien was bij
welke groep ze hoorden.
Tijdens de wekelijkse zaterdagmiddagen werden vaardigheden geoefend en spelen gedaan waarbij deze
vaardigheden te pas kwamen.
Op 11-jarige leeftijd mocht een kabouter "overvliegen" (door over een touw te springen)
naar de padvindersgroep.
De padvindersgroep bestaat voor het merendeel uit meisjes tussen de 11 en 18 jaar. Tot en met
14 jaar behoren de meisjes tot de junioren, daarna bij de senioren. Ook deze groep is onderverdeeld
in rondes: de korenbloemen, margrieten, sneeuwklokjes en pinksterbloemen.
De padvindstergroep wordt geleid door een "guido" (gids).
De oudste groep (boven de 18 jaar) bestaat uit de "pioniers", die tijdens de eerste jaren
van het bestaan van de padvindsters bijeen kwam op vrijdagavond ten huize van mevrouw Formijne. Uit
deze groep kwamen ook enkele leidsters voort, zoals Roelie Knegtering die in maart 1946 na een
aantal proeven te hebben afgelegd als leidster werd geïnstalleerd.
|
|
Leiding
|
|
|
Mevrouw Nijhoff Van ’t Hof stond vele jaren aan het hoofd van de Heidegroep. Zij stond binnen
de groep bekend onder de naam Hesto (Help en steun ons).
Bij de leiding waren verder vele jaren de dames G.G.Brouwers Hadders (Babo - Blijf altijd
bij ons). R.J.Tonckens Hadders (Oehoe), D.ten Holthe Nijenhuis-Ockhuysen, Loot (Wanka) en
Engelsman (Oebi?) betrokken. Deze dames kwamen in de beginperiode op dinsdagmiddag bijeen in
villa Lindenhof van de heer Zegering Hadders.
Mevrouw Brouwers Hadders was tevens districtscommissaris.
Hun opgedane ervaringen als kabouters of padvindsters in de jaren dertig moest omgezet worden
in leidinggevende vaardigheden. Onder de hoede van deze dames werden jongere vrouwen opgeleid
uit de groep pioniers, die werden betrokken bij de leiding van de verschillende groepen.
De heer Roelof Zegering Hadders was voorzitter van de plaatselijke NPV. Mevrouw Zegering Hadders
beheerde de Gildewinkel, waar de kabouters en padvindsters hun kleding en insignes konden kopen.
Zij maakte graag gebruik van het feit dat haar echtgenoot als kamerlid wekelijks in Den Haag
moest zijn, waar het landelijk depot voor de Gildewinkel was gevestigd. Vrijwel iedere week
kreeg hij een briefje mee met zaken die nodig waren. De secretaresse in Den Haag kocht de spullen
die haar man dan weer meenam naar Emmen.
|
|
Kampen
|
|
Drie meiden bij het Zandmeer 1949.
Foto: collectie Iet Hoek.
Zomerkamp 1953 Diever.
v.l.n.r. leidster Joke Peddemos (Woes), Marijke Flier,
Foky Loot, Ineke Pals,
Jetty Wijga en Netty Loot.
Foto: collectie H. Bodewits
Modekamp Schuilingsoord 1958.
Foto: collectie F. Loot.
Zomerkamp Schuilingsoord 1960.
Foto: collectie F. Loot.
Zomerkamp Hermeton 1961.
Foto: collectie F. Loot.
|
De jaarlijkse zomerkampen werden op verschillende plaatsen gehouden. De kampen hadden vaak
een thema waarop de hele week de activiteiten werden afgestemd. Tijdens deze kampen brachten
de meisjes in praktijk wat zij tijdens de wekelijkse bijeenkomsten hadden geleerd. Koken op
een zelfgemaakte tafel met daarop een vuur. Alles opgebouwd met middelen die in de natuur
werden gevonden. Geen toiletten, maar zelf gemaakte latrines bestaande uit een gegraven geul.
1946: Gasselte, het eerste zomerkamp gehouden op het terrein bij een boerderij in
Gasselte. Het kamperen geschiedde nog in oude legertenten.
1947: Ommen, op een terrein van een landgoed.
1948-1949: Erm
1951: Sleen
1952: Terschelling
1953: Diever
In 1953 kon de groep nieuwe tenten aanschaffen, stevige dubbeldakstenten die hun dienst vele
jaren bewezen. Om kosten te besparen nam iedereen iets mee voor de kampmaaltijden. Dit varieerde
van een pot jam, een rol beschuit, tot een pakje boter. Aardappelen en groenten kwamen van de
boerderij van mevrouw Tonckens, dagelijks gebracht door een wagen uit Valthermond.
1954: bijeenkomst in Valthermond bij de familie Tonckens
1955: Schuilingsoord, schapenkamp
Vanaf 1955 werden de zomerkampen gehouden in Schuilingsoord, op een terrein dat in bezit was
van de familie Loot.
1958: Schuilingsoord, modekamp
In augustus 1958 hadden de padvindsters een "Modekamp" in Schuilingsoord. De
padvindsters moeten allerlei opdrachten uitvoeren die met natuur te maken hebben, o.a. tijdens
een tocht afdrukken van verschillende boombasten maken, monsters van drie verschillende
grondsoorten meenemen, beschrijven van planten en natuur, gebruik maken van het kompas en de
onderlinge contacten binnen de groep verstevigen door elkaar "te bevragen". Om te
voldoen aan de eerste klasse eis moesten de meisjes allemaal een zwerftocht verslag maken. De
avonden werden doorgebracht met een kampvuur en er waren modeshows van kleding gemaakt van
dingen uit de natuur. Midden in de week, mochten de ouders op bezoek komen.
Deelneemsters: Wubbien Zegering Hadders, Frederiek x, Janneke x, Jettie Wijga, Foky Loot,
Ireen Brink, Margriet Legro, Marijke van Klinken, Margriet Legro showt zelfgemaakte kleding.
1959: Schuilingsoord, kunstenaarskamp (samen met een groep uit Odoorn)
1960: zomerkamp in Schuilingsoord.
1961: Hoogtepunt was een kamp in België in 1961. De landelijke organisatie gaf
hiervoor speciale toestemming, omdat als regel de zomerkampen in Nederland gehouden moesten
worden. Tien padvindsters, in twee auto’s bestuurd door hun leidsters, hadden een heerlijke
week in Hermeton te België.
Deelnemers aan dit kamp waren: Willy van Veen, Frederike Knape, Lidy Wouters, Carla Höster,
Victoria Hansen, Marjo Dijkstra, Brigitte Knape, Janneke Strating, Henneke Boelens en Ineke Smit.
|
|
Evenementen
|
|
|
Jaarlijks werd op 22 februari de Lady Baden Powell dag gevierd. De kabouters en padvindsters
kwamen die dag al vroeg in de ochtend in uniform, met daarop gespeld drie sneeuwklokjes in een
klimopblad, bijeen. De vlag werd gehesen en één van de leidsters vertelde iets over de zingeving
van deze dag. De meisjes droegen de hele dag het uniform en kwamen na schooltijd weer bijeen in het clubhuis.
Kerst werd jaarlijks gevierd met een maaltijd: soep, stamppot en pudding. Ieder groep maakte
een onderdeel van de maaltijd klaar.
Zomers werden in de tuin van de familie Zegering Hadders, die achter het clubhuis lag,
speurtochten gehouden. De bakjes aardbeien die de jonge padvindsters in het bos als een schat
moesten zoeken waren steeds weer een welkome traktatie. Ook vonden in de zomer feestelijke
bijeenkomsten in deze tuin plaats.
|
Olave St.Clair Baden Powell (1889-1977).
Lady Baden Powell.
Foto: collectie B.J. Mensingh.
|
1946:
Op 24 en 25 januari 1946 werden door de Heidegroep en de padvinders twee avonden georganiseerd
waar mevrouw Formijne en dhr Van Heerde voorlichting gaven over de padvinderij. De heer H.R.van Bruggen,
gemeentesecretaris en oud-padvinder, sprak een inleidend woord. Op dat moment hadden beide afdelingen
samen ruim 350 leden. Na de voorlichtingsronde was het de beurt aan de jeugd: "Precies om half acht rukte een
keurige formatie van jongens en meisjes op naar het podium, waar met het gebruikelijke ceremonieel
de vlag werd geheschen en gebroken. De pioniers, de oudste meisjes van het padvindersgilde, lieten
een aardigen Zweedschen volksdans zien. Eenige kabouters, de kleinere meisjes, toonden in een
kaboutervoorstelling, hoe de echte kabouters ontstaan en zij hadden de clementie waarop mevr.Formijne
meende aanspraak te moeten maken, heusch niet noodig. De welpen, de kleinere jongens, lieten hun
horderoep hooren en kregen met hun vermakelijke stukjes veel bijval. Evenals trouwens de verkenners,
het nummer de kampdokter was een succes. Helder weerklonken de vroolijke Yells door de zaal."
Bron: Emmer Courant.
In september 1946 bracht Lady Baden Powel, chief-guide van de Wereldbond van padvinders een bezoek
aan Nederland. Zij bezocht op 3 oktober Emmen. De belangrijke gast werd op het sportterrein ontvangen door
mevrouw Nijhoff Van ’t Hof, gewestelijk commissaris van het Nederlands Padvindstergilde, in aanwezigheid
van de padvinders en padvindsters. Jopie Pals bood haar een boeket bloemen aan.
In de Emmer Courant is te lezen de padvinders volksdansen uitvoerden. Voor het instuderen van een
"Drentsche dans" was een mevrouw uit Bussum aangetrokken!
|
|
1947:
Ter gelegenheid van de geboorte van Maria Christina van Oranje Nassau op 18 februari 1947 brachten
ongeveer 250 padvinders en padvindsters een zanghulde aan burgemeester en wethouders die op het bordes
van het gemeentehuis stonden. Na een drietal liederen werd een yell op het Oranjehuis uitgebracht en
op het jonge prinsesje. Burgemeester Gaarlandt sprak de padvinders toe, waarna de bijeenkomst werd
besloten met een driewerf hoera op het Oranjehuis.
Op een zaterdagmiddag in maart 1947 werd in de bovenzaal van Wielens een bazaar gehouden, waarvan
de opbrengst bestemd was voor aanschaffing van tenten en kampeeruitrusting. Er kwamen zoveel mensen
dat nauwelijks te zien was waar men zijn geld aan kwijt kon. Er waren vele attracties waaronder een
tea shop en een schiettent. Tussendoor werden kleine stukjes op het toneel
opgevoerd
|
|
1949:
In juli 1949 werden de padvindsters van Emmen aangewezen om foto’s te leveren voor diorama’s op de
tentoonstelling "Jeugd van Nederland" die in augustus dat jaar in Amsterdam werd gehouden.
Op een zaterdag werden door het hoofdbestuur veel foto’s van de leden van de Heidegroep gemaakt.
Foto’s van balancerende kabouters, zilver poetsende kabouters, vlagseinen de padvindsters en een foto
van een door de meisjes "bereide en gedekte tafel". Verder werden zwemmende padvindsters
gefotografeerd en als sluitstuk werd een foto genomen van padvindsters die de schakelspreuk opzegden.
Dit was een ceremonie waarmee elke opkomst van padvindsters eindigde. De schakelspreuk luidt:
" Ik ben een schakel in de gulden liefdesketen, welke de hele wereld omspant, en ik wil mijn
schakel glanzend en sterk houden". De padvindsters gaven elkaar daarbij een gekruiste hand,
de rechterbuur de linker- en de linkerbuur de rechterhand. De schakelspreuk werd als spreekkoor
opgezegd en eindigde met algemeen saluut.
In juli werd bekend dat twee padvindsters uit Emmen, Corrie Wolters uit Zweeloo en Jantje Rosing
uit Emmen het gewest Drenthe zouden vertegenwoordigen in het defilé voor het koninklijk paar in de
tuinen van Soestdijk.
In november 1949 vond in de Jeugdherberg de Hunenhoek een bijeenkomst plaats van leidsters uit
Drenthe.
|
Foto: collectie R.Meilink.
Foto: collectie xxxx.
|
1950:
Op 2 juni 1950 bezocht koningin Juliana Emmen. Padvinders en padvindsters waren bij de verschillende
onderdelen aanwezig. Op de foto zijn te herkennen Jantien Brouwers rechts en Netty Loot links.
|
|
1952:
In februari 1952 studeerden de padvindsters het toneelstuk De Gouden Bal in, geschreven door Rita
Brunenberg De Jong. Omdat het clubhuis te klein was om dit stuk in te studeren, er deden 80 spelers aan
mee, werd er in het jeugdgebouw naast de Hervormde Kapel gerepeteerd. Het stuk werd opgevoerd in de
aula van het Lyceum. Mevrouw Formijne studeerde met de padvindsters "het ritmische gebarenspel"
in.
Voor deze jaarlijkse feestelijke avond zorgden de padvinders van de Hunengroep voor de belichting
en de muziek.
|
|
1955:
In februari 1955 was er wederom een gezamenlijk jaarfeest met de padvinders. Het succes van deze avond
was de opvoering van een boerenbruiloft door leden van beide groepen.
Het 10-jarig bestaan van de afdeling Emmen van het NPG werd in oktober gevierd in het paviljoen van het
Noorder Dierenpark. Het was een bijeenkomst voor de leden en leiding.
|
|
1959:
Voor de gezamenlijke feestavond in mei 1959 kregen de padvinders de Nieuwe Aula maar half vol. Het
programma van deze avond was vooral gericht op zaken die direct met de padvinderij te maken hadden.
|
|
1962:
In april 1962 werden tijdens de feestavond van de Nederlandse Padvinders Vereniging een aantal
onderscheidingen uitgereikt door mevrouw B.Nijhoff Van’t Hoff. De heer Zegering Hadders ontving de
gouden medaille van vriendschap en de dames G.G.Brouwers Hadders en R.J.Tonckens Hadders ontvingen
het waarderingsteken.
|
|