dot Home - start
dot Prehistorie - Archeologie
dot Historie
dot Bewoning per erf
dot Bewoning per jaar

dot Alle straatnamen





dot Laatste wijzigingen
Stuur een e-mail aan Historisch Emmen

Logo Pre-Historisch Emmen

Oudste vermelding Emmen 1139


Weerdingerstraat 150 - begraafplaats De Wolfsbergen

Foto Historisch Emmen Wolfsbergen
De Hottingerkaart. Geheel in het midden
is het gebied Wolfsbergen al aangegeven.
Rechtsonder - Emmen, linksboven - Weerdinge.

Foto Historisch Emmen Wolfsbergen
Uitvergroting van de Hottingerkaart hierboven.

Foto Historisch Emmen Wolfsbergen
Kaart 1820-1829.

van tot bewoner, eigenaar, ondernemer adres
1960 heden Aula op begraafplaats "Wolfsbergen" Weerdingerstraat 150
Bron: Archief Gemeente Emmen.

"De Wolfsbergen" is een gebied dat al voorkomt op de Hottingerkaart die getekend is tussen 1788 en 1792. W. Pleyte noemt het gebied in 1883. De Wolfsbergen lag halverwege het pad dat van Emmen naar Weerdinge voerde. Dit pad wordt op een kaart uit 1902 aangegeven als "Weerdingerdijk".

Reeds in 1725 werden de Wolfsbergen kennelijk voor het eerst genoemd. De bron daarvan is onbekend.

Op een kaart uit 1820-1829 is het gebied Wolfsbergen niet meer aangegeven, maar maakte het gebied aldaar deel uit van het grotere gebied "Emmerzand". Het Emmerzand was een grote zandverstuiving waar hier en daar een heuvel lag. Het woord "bergen" suggereert grote niveauverschillen, doch de Weerdingerdijck lag nabij de Wolfsbergen op 23.6, terwijl de twee aangegeven hoogtes op 25.2 en 26.3 meter +NAP lagen.

Omdat Emmen op een uitloper van de Hondsrug lag, waren er veel zandverstuivingen, die door toedoen van de mens zijn ontstaan. Deze zandverstuivingen vormden later een bedreiging voor de landbouw. De aanleg van het bos De Emmerdennen moest verdere bedreiging door het Emmerzand tegengaan.

Alom werd aangenomen dat de Emmerdennen rond 1840-1850 zijn aangelegd. Uit een bericht in de Emmer Courant 1 februari 1935 blijkt dat de dennen al in 1824 zijn aangepland. Onder de kop: "Zandverstuivingen, de Emmerdennen zijn van 1824" verscheen het volgende artikel:

"Ter voldoening aan UHEgs besluit van den 12 november jl. no.15 betreffende rapport omtrend de zandverstuivingen heb ik de eer op art.2 en 3 van het reglement der zandverstuivingen bij dezen te berigten dat de aanwezige zandkuilen, gaten en kleine zanden, in deze gemeente ter verdere verspreiding zijn beplagt, zoals men ook met de grote zandverstuivingen tot demping door bepoting en zaien van denne zaad bereids heeft begonnen, zijnde er dit voorjaar wederom dertig ponden van dat zaad gezaaijd en met berken bepotingen bij afdelingen omgeven."

"Het reglement op de zandverstuivingen is van 6 augustus 1823. Zooals uit bovengenoemd schrijven blijkt, moesten de grootte successievelijk worden beboscht, hetzij door de eigenaars of op hun kosten door de gemeente. De grootste verstuiving was het Emmer zand, toebehoorende aan de Markgenooten van Emmen en Westenesch, die volgens het door ons medegedeelde schrijven van den heer Willinge aan de Provinciale Commissie van Landbouw dd 12 maart 1824 hadden verklaard de beteugeling dier groote verstuivingen zelf te willen doen. En daar in het hier boven gepubliceerde schrijven gemeld wordt dat wederom 30 pond dennenzaad is uitgezaaid, kunnen we als wel zeker aannemen dat het ontstaan van de Emmerdennen op 1824 is te stellen."


Weerdingerstraat - Opgravingen nabij De Wolfsbergen

Foto Historisch Emmen opgraving urn Wolfsbergen
Op de achtergrond: Lambertus Alberts en de gebroeders Joling bezig met graafwerkzaamheden. Hier werd het "Heidehiem" gebouwd. Vaag zijn enkele grondsporen te zien van een urnenveldje.
Foto: eigen collectie.

Foto Historisch Emmen Wolfsbergen vondst urn
Foto: G. van der Veen.

Foto Historisch Emmen Wolfsbergen vondst urn
Bij de uitgraving in 1957, van het terrein voor de bouw van het Heidehiem, kwam deze gave urn tevoorschijn.
Foto: G. van der Veen.


Aanleg van de Wolfsbergen.
Foto © KLM Aerocarto, Arnhem.

De omgeving van De Wolfsbergen was een bijzonder archeologisch gebied. Er zijn in het verleden veel urnen met crematieresten gevonden.

Het cremeren van overledenen deed zijn intrede omstreeks 1100 voor Christus, de Late Bronstijd. In eerdere tijdsperiodes werden overledenen nog begraven. Waarom de mensen 3000 jaar geleden overgingen tot lijkverbranding weet men niet. Archeologen hebben altijd gedacht dat dit het gevolg was van het in ons land binnentrekken van nieuwe bevolkingsgroepen. Tegenwoordig wordt er ook vanuit gegaan dat het cremeren slechts een deel van veranderingen was in het leefpatroon van de mensen die hier woonden. Misschien ging men anders denken over de dood?

In het gebied genaamd Kooikersbosje, waar het bejaardentehuis "Heidehiem" werd gebouwd, zijn bij de voorbereidende graafwerkzaamheden grondsporen gevonden, die deden vermoeden dat hier in het verre verleden door mensen graafwerkzaamheden waren verricht. Archeologen namen een kijkje en constateerden dat de bouwput van het Heidehiem werd gegraven in een urnenveld. De bouw werd twee weken stil gelegd om de archeologen de tijd te geven een nader onderzoek in te stellen. Ze vonden een groot aantal urnen die werden opgeslagen in het depot van het Drents Museum in Assen.

Inwoners van Emmen zochten er al eerder regelmatig naar urnen. Ze ontvingen voor elke urn een bepaald bedrag. Sommige waren "gespecialiseerd" in het vinden van dit prehistorisch aardewerk. Van hun ouders of overleden familieleden wisten ze soms vrij goed waar ze moesten zoeken. Arent Middelveld was zo iemand. Hij had regelmatig een aardige bijverdienste wanneer hij weer een aantal potten in de grond had ontdekt.

Het zal geen toeval zijn geweest, dat de gemeente Emmen in 1956 juist hier de derde openbare begraafplaats van Emmen liet aanleggen. Deze begraafplaats kreeg de naam Wolfsbergen.


Wolfsbergen - Urnenzoeker Arent Middelveld

Foto Historisch Emmen Wolfsbergen Middelveld Van Otterloo
V.l.n.r. De heer (Van) Otterloo, Arent Middelveld
en zijn kleinzoon Gezinus.
Foto omstreeks 1933.
Foto: R. Boelens.

De vaak beschreven urnenzoeker Middelveld was de postbode Arent Middelveld.

Arent Middelveld (1857-1940), geboren te Borger, was een zoon van Meeuwes Middelveld en Geesje Menning. Hij huwde in 1882 te Emmen met Aaffina Elisabeth Ebeling (1858-1900) geboren te Oude Pekela.

Na het overlijden van zijn eerste vrouw huwde Arent in 1915 met Henderkien Wolbers (1867-1958). Zij was in 1914 gescheiden van Bernard Josef Sturre.

Uit het eerste huwelijk met Aaffina Elisabeth Ebeling kwamen vijftien kinderen voort. Tien kinderen overleden voor het eerste levensjaar, één dochter overleed op de leeftijd van 16 jaar. Slechts vier kinderen traden in het huwelijk en konden voor nazaten zorgen.

Het echtpaar Middelveld huwde te Emmen alwaar een dochter geboren werd, maar woonde vervolgens ongeveer twee jaar te Onstwedde. Omstreeks 1886 kwamen ze terug naar Emmen.

De vijftien kinderen waren:

  • Anna (1882-1882), geboren te Emmen.
  • Antje Harmina Gezina (1883-1899), geboren te Onstwedde.
  • Meeuwes (1884-1884), geboren te Stadskanaal.
  • Pijbo (1885-1885), geboren Stadskanaal.
  • Meeuwes (1886-1955), geboren te Emmen. Hij huwde in 1917 met Grietje Dost (1889-1984).
  • Klaas Pijbo (1888-1888), geboren te Emmen.
  • Anna (1889-1890), geboren te Noordbarge.
  • Klaas (1890-1968), geboren te Noordbarge. Hij huwde met Hendrikje Martens (1899-1948).
  • Naamloos (1892-1892).
  • Anna Gezina (1893-19xx), geboren te Noordbarge. Zij huwde in 1914 te Zuidbroek met Harm Tilman.
  • Naamloos (1894-1894).
  • Naamloos (1895-1895).
  • Jan Hilbert (1896-1973), geboren te Emmen. Hij huwde in 1916 met Geertina Sturre, een dochter van Bernard Josef Sturre.
  • Geessien (1898-1899).
  • Antje Harmina Gezina Middelveld (1899-1899), geboren te Emmen.

Anna Gezina Middelveld (*1893) beviel in 1912 van een zoon die de naam Gezinus (1912-1985) kreeg. De vader is onbekend waardoor de zoon de familienaam Middelveld kreeg. In 1914 huwde Anna Gezina met Harm Tilman.

Gezinus (1912-1985) huwde met Trijntje Kamies (1908-1999). Het is deze Gezinus die op de foto links met zijn grootvader staat afgebeeld. Hij ging regelmatig met zijn grootvader op zoek naar urnen.


Wolfsbergen - Onderzoek door Pleyte 1870

Foto Historisch Emmen Wolfsbergen urnen
Uit: "Nederlandsche Oudheden"
door dr. W. Pleyte, 1883.

Foto Historisch Emmen Wolfsbergen urnen
Het onderste potje werd gevonden
schuin liggende op de bovenste pot.
De bovenste pot is met nagelindrukken
aan de rand en de buik versierd.
Uit: "Nederlandsche Oudheden"
door dr. W. Pleyte, 1883.

Foto Historisch Emmen Wolfsbergen urn
De bijzonder fraaie pot die in 1870 door burgemeester
Tijmes aan het oudheidkundig museum te Assen
werd geschonken.
Uit: "Nederlandsche Oudheden"
door dr. W. Pleyte, 1883.

De Wolfsbergen door W. Pleyte
Uit: "Nederlandsche Oudheden"
door dr. W. Pleyte, 1883.

Boven en onder: twee kaartjes getekend door
W. Pleyte met de plaats waar hij de diverse urnen
heeft gevonden.

De Wolfsbergen door W. Pleyte
Uit: "Nederlandsche Oudheden"
door dr. W. Pleyte, 1883.

In 1870 deed dr. W. Pleyte onderzoek op de Wolfsbergen. Hij schreef daarover in zijn boek "Nederlandsche Oudheden" uit 1883:

"Onder de merkwaardige overblijfselen van andere stammen dan de keltische, behoort de begraafplaats tusschen Weerdinge en Emmen, op de grens der marken; het zijn de Wolfsbergen, waarop de dooden der markbewoners vermoedelijk zijn bijgezet."

"Door den wind getijsterd, nadat een kreupelbosch, dat de oppervlakte bedekte, was weggehakt, werden de heuvelkruinen van de Wolfsbergen ontbloot en kwamen de potten voor den dag, die door mij 16 October 1870, in gezelschap van Jhr. Hooft van Iddekinge, werden opgedolven, naar Leiden vervoerd en hersteld.

Een aantal door Pleyte gevonden potten is hiernaast afgebeeld.

"De meeste waren van zeer groote afmeting, min of meer ruw bewerkt, bij wijlen van kleine potjes vergezeld. Geen dezer urnen biedt iets bijzonder merkwaardigs aan."

"Doch het rijksmuseum niet alleen, ook het museum van Assen, bezit verscheidene stukken uit dezen berg afkomstig."

"In 1871 verkreeg men eene urne van donkergrauwe aarde, hoog 17.5, een dergelijke hoog 15 cm, een donkerbruine hoog 17 cm, alle aangekocht van H.Middelveld, die ze in de Wolfsbergen gevonden had. Klaas Hendriks verkocht een napje van zwarte aarde, hoog 4.7 cm en wijd 9 cm, en eene urne, hoog 17 cm en wijd 22 cm, eveneens aldaar door hem gevonden."

"Op 17 October 1871 waren twee leden der directie van het oudheidkundig museum van Assen, ten einde hunebedden te waardeeren, naar Emmen gegaan en hebben toen een opgraving in de Wolfsbergen laten doen. Zij vonden eene urne van zwarte aarde, met een oor, hoog 12 cm, van boven wijd 16 cm, en een voet van een pot. Klaas Hendriks, die hen daarbij hielp, gaf een daar ter plaatse gevonden bijl van dioriet en een dergelijke van graniet."

"In 1874 kocht men een potje aan, hoog 6.5 cm en wijd 7 cm."

"In 1872 eene urne, hoog 26 cm, zwaar beschadigd, door tusschenkomst van den burgemeester W.Tijmes."

"Tijmes had reeds in 1870 een urne hoog 25.5 cm en wijd 25 cm, met drie rijen ingedrukte driehoekjes op de bovenhelft van den buik versierd, aan het museum geschonken, en een anderen pot bij dezen gevonden, hoog 19 cm. Dezen fraai bewerkten pot is eene urn van gladde bruinzwarte aarde en het zou mij niet verwonderen zoo wij hier met een voorwerp van meer beschaafden tijd te doen hadden, dan door de overige afgebeelde stukken wordt vertegenwoordigd; namelijk van den oudsaksischen tijd, uit het midden der vijfde eeuw van onze jaartelling."

"Een scherf van een dergelijken pot werd door wijlen Dr. Janssen afgebeeld in zijne gedenkteekenen der Germanen en Romeinen aan den linkeroever van den beneden-Rijn. Hier kan ik er bijvoegen, dat deze saksische stammen, waarvan sporadisch de urnen gevonden worden, gewoon waren hunne potten bij te zetten in reeds door andere, of op de plaats wonende stammen, opgeworpen grafheuvels. Zij zijn gevonden aan de buitenzijde, in den grafheuvel der steengraven, of in grooten getale bij elkander te Midlaren en te Pesse, maar daar waren zij gelijkvloers bijgezet."

"Dit grafveld is het eenige mij bekend in deze gemeente. Doch er schijnen nog afzonderlijke grafheuvels te bestaan; zoo zouden er enkele liggen bij het steengraf dat wij het eerst bespraken, nog enkele tusschen de steengraven van Angelslo en verscheidene in de streek ten oosten van Angelslo, de plaats waar vroeger een stad Barnar zou hebben gestaan."

Dr. W. Pleyte (1836-1903) geboren te Hillegom, was van 1891-1901 directeur van het Rijksmuseum van Oudheden te Leiden. Hij publiceerde veel over de Nederlandse archeologie. Pleyte voerde zelf geen opgravingen uit. Hij ondernam in 1874 een reis door Drenthe om als eerste de hunebedden op platen vast te leggen.

Jhr. Hooft van Iddekinge (1842-1881) werd na 1873 benoemd tot lid en secretaris van het toen opgerichte lichaam der rijksadviseurs. In deze tijd vergaarde hij kennis over hunebedden die hij samen met dr. Leemans bezocht. Zij maakten daarvan verslag, met nauwkeurige plattegronden van de aangetroffen grafstenen.

Bron:
"Nederlandsche Oudheden van de vroegste tijden tot op Karel den Groote" door dr. W. Pleyte, Leiden 1883.
Verzameling J.J. Brands.


 
Neemt u tekst over? Vermeldt u dan ook de bron? (www.historisch-emmen.nl) Dank!