Grafheuvels zijn de "opvolgers" van de hunebedden en werden voor
het eerst opgeworpen omstreeks 2900 v. Chr., in het tijdperk Nieuwe Steentijd (5300-2000 v.Chr.).
Eén van de grootste verschillen met de
hunebedden is, dat in het begin van de grafheuvelperiode overledenen niet langer
collectief begraven werden, maar dat ieder individu een eigen laatste rustplaats
kreeg. Men noemt het begin van het grafheuveltijdperk dan ook wel de periode van
de enkel grafcultuur.
In deze tijd deed ook een ander soort aardewerk haar
intrede. Vanaf 2900 v.Chr. werden de potten van het zogeheten
"trechterbeker type" vervangen door het "standvoetbeker
type". Deze bekers zagen er mooier uit dan hun voorgangers.
Geleerden zijn het niet eens over die plotselinge verandering in vorm.
Sommige denken, dat binnentrekkende bevolkingsgroepen uit andere streken er de
oorzaak van zijn. Andere menen, dat het komt door veranderingen binnen de
inheemse samenleving.
Wanneer er tijdens de enkel grafcultuur iemand kwam te overlijden werd hij
dus niet meer bijgezet in een hunebed, maar "gewoon" begraven. Over
het graf werd een heuvel geworpen, de grafheuvel. Het graf lag in het centrum
van de heuvel. Niet altijd werd er een heuvel over het graf geworpen. Wanneer de
heuvel ontbreekt, spreekt men van een vlakgraf.
In sommige gevallen werd er rond de grafkuil een greppeltje gegraven waar
palen in werden gezet. Men weet niet waarom. Bij de aanleg van de wijk Angelslo zijn
veel van dergelijke graven aangetroffen. Overledenen werden in een hurkhouding
begraven in een rechthoekige grafkuil die oost westelijk georiënteerd was.
Mannen werden op de rechterzij, met het gezicht naar het zuiden gelegd. Vrouwen
op de linkerzij, eveneens met hun gezicht naar het zuiden.
Overledenen kregen grafgiften mee. Daarbij werd er verschil gemaakt tussen
mannen en vrouwen. Mannen kregen namelijk meer voorwerpen mee. Typerend voor
mannengraven zijn de stenen hamerbijlen en vuurstenen werktuigen zoals messen en
pijlpunten. Soms werd er een mooie pot meegegeven. Ook de mensen van de
standvoetbekercultuur maakten dus gebruik van (vuur)stenen bijlen en werktuigen
evenals de mensen van de klokbekercultuur. Uit deze tijd stammen ook de oudste
in West-Europa gevonden wagenwielen.
De mensen van de klokbekercultuur leefden in dezelfde tijdsperiode tussen
2600 en 2100 v.Chr. Zij werden eveneens onder een grafheuvel begraven. In
het begin van de Bronstijd, omstreeks 2000 v.Chr. werd nog steeds vastgehouden
aan het begraven van de doden en de grafheuvel, al veranderde er wel het één en ander.
De rechthoekige grafkuil was vanaf toen namelijk noord zuid georiënteerd
en een uitgeholde boomstam, die als kist diende, was nieuw en kenmerkend voor de
Midden Bronstijd (1000 v.Chr.) Ook hier werden vaak palenkransen rond
het graf gevonden zoals in de Emmerdennen. Ook werden er vanaf die tijd meerdere mensen
begraven onder een heuvel. Precies in het midden van een heuvel lag nog wel een
hoofdgraf, maar steeds vaker werden er, parallel aan de heuvelvoet, nieuwe
graven gedolven. Men noemt dergelijke grafheuvels ook wel "meer perioden heuvels".
In de Bronstijd kwamen voor het eerst ook "dodenhuisjes" voor. Dit waren eenvoudige houten bouwwerkjes die tijdelijk over de heuvel
werden gebouwd. De achtergebleven paalgaten zijn bij veel opgravingen teruggevonden.
Vanaf 1100 v.Chr. werden overledenen gecremeerd en de urn, met daarin
de asresten van de dode, begraven in een kuil die eveneens weer met een heuvel bedekt werd.
In Emmen zijn meer dan honderd urnenvelden gevonden. Op de Emmeres alleen
al werden er in 1843 maar liefst 67 aangetroffen. In het Valtherbos liggen er
tientallen en in de Emmerdennen zijn er al meerdere opgegraven. In de wijken
Emmerhout en Angelslo heeft men in het verleden ook grafheuvels onderzocht. Bij het
voormalige dorpje Angelsloo vond men onder één heuvel een kindergraf.
Beenderen van mensen die in de prehistorie begraven zijn, worden in Drenthe niet aangetroffen omdat ze niet bewaard blijven in de kalkarme bodem.
Ook in 2001 werden wederom sporen van voor de jaartelling gevonden. Op een
voormalig deel van de es tussen Westenesscherstraat en Frieslandweg werd door
het ARC (Archeological Research and Colsultancy) van de Rijksuniversiteit in
Groningen onderzoek gedaan. Waar parkeerplaatsen werden gebouwd voor 800 auto's,
lagen sporen van nederzettingen. De meest bijzondere vondst was een vuurstenen
mesje die 1500 jaar v.Chr.in gebruik is geweest.
Bron: "Rondom de Heerenhof, historische balans van Emmen, een stad vol dorpen in het jaar 2000", door G.de Leeuw. Uitgeverij Drenthe, Beilen. ISBN
90-75115-29-6, met aanvulling door G.de Leeuw.
|